Opmerkingen over teelt en selectie
Opmerking vooraf: ik twijfel eerlijk gezegd aan elke vorm van selectie. Naar mijn mening is een bijenvolk niet zo maar een bijenvolk maar een eenheid die je niet zomaar met een ander vergelijken kunt. Ik bedoel dit, mijn broers en ik komen elk van dezelfde vader en moeder, we hebben niet eens verschillende vaders, zoals de werkbijen in een bijenvolk. Maar we zijn allemaal verschillend. En een deel van de verschillen kunnen weliswaar genetisch bepaald zijn, de meeste gedragsverschillen zijn veroorzaakt door de volgorde in het gezin en de wisselende omstandigheden tijdens verschillende fases in de ontwikkeling. In de paardenfokkerij en ook in de wereld van de hondentraining, is men op dit gebied veel verder dan in de bijenteelt. Degene die in de bijenteelt er verder in proberen te komen beschouwen een bijenvolk als een dier, met een ziel. Zo zie ik dat ook, zei het dat ik denk dat je in veel gevallen het volk, toch maar beter als een volk kunt beschouwen, oftewel een samenhangend geheel van individuen. Verschillen in volken kun je dan dus op een andere manier gaan verklaren. Maar als dat zo is, wordt het nog moeilijker én hachelijker om iets aan selectie te doen.
Kortom, geniet maar gewoon van je bijen, en maak je niet druk om alles.
1 Langlevende bijen. Volgens broeder Adam (Adam Kehrle een autoriteit op het gebied van bijenrassen) een eigenschap waarin de zwarte bijen uitblinken. Lange tijd heb ik dit niet willen geloven omdat ik dacht dat bijen alleen maar langer leven als ze minder hard werken. Maar een aantal successen met kleinere volken kan ik niet anders verklaren. Een eigenschap om te bewaren dus. Selecteren op langlevende bijen is in de praktijk niet eenvoudig. Wel lijkt het logisch om een verband te veronderstellen tussen het lang kunnen leven van de werkbijen en het lang kunnen leven van de koningin. Koninginnen worden bij mij dus niet opgeruimd na 2 jaar, maar mogen blijven.
2 Niet vervliegen. Uit Duits onderzoek bleek dat Carnicabijen 4 maal meer en Buckfastbijen 5 maal meer zich vergissen en dus in een verkeerd volk terecht komen. Dat betekent dat de verspreiding van bijenziekten en de varroamijt in deze volken 4 tot 5 maal sneller gaat dan bij de inheemse zwarte bij. Niet vervliegen is dus een gewenste eigenschap. Ook hier kan een selectie in die richting het eenvoudigste via de koninginnen plaatsvinden en wel in de tijd dat zij moeten paren. Een dichte stand van de volkjes waarin zich deze koninginnen bevinden is nodig. De koninginnen moeten bovendien gemerkt zijn, zodat controle mogelijk is. Dit is een (in theorie) eenvoudige maar kostbare manier van selectie. Biologisch is het niet, omdat bijenvolken in de wildernis een afstand van gemiddeld 750 meter onderling hebben. Van vervliegen is dan geen sprake.
3 Honingkwaliteit en overwinteren op heidehoning. De klant verwacht van mij kwaliteitshoning. Doch niet ik, maar mijn bijen maken deze honing. Maar als de bijen deze honing niet mogen houden als wintervoer, maar op ingedikt suikerwater worden ingewinterd, dan hebben ze de eigenschappen om goede honing te produceren niet meer nodig. De imker zorgt dan eventueel wel door een machine dat de honing het teveel aan vocht kwijt raakt, maar kan het gebrek aan enzymen niet aanvullen.
De bijen moeten dus overwinteren op heidehoning en mijn bijen kunnen dat. Na een reinigingsvlucht, dat is als de bijen naar de wc gaan buiten de korf, stinkt het dan rond de bijenstand naar heidehoning, maar de bijen blijven gezond (Vanouds her hebben de imkers angst voor roer, dat is dat bijen hun ontlasting niet kunnen ophouden en de raten bevuilen, het schoonmaken daarvan door de poetsbijen zou dan weer het verspreiden van ziekten bevorderen. Deze angst is naar mijn mening alleen gegrond als de bijen al ziek zijn. Maar zeg nou zelf: wanneer voel je je beter, als je regelmatig aandrang hebt en elke dag een mooi hoopje maakt, of wanneer er niets komt en na tien dagen komt er een keer wat, omdat jouw voeding zo arm is aan onverteerbare bestanddelen?)
4 Witte verzegeling van de raathoning. Dat is niet alleen een
commercieel belang omdat het mooi is, maar omdat het een garantie is dat er zich onder de celdeksel een luchtlaagje bevindt, hetgeen de bewaarbaarheid ten goede komt. Een gele verkleuring hoeft niet erg te zijn, kan er op duiden dat de dracht een tijdje lang wat minder uitbundig is geweest. Maar een zgn. natte verzegeling, dat is dat de honing tegen de celdeksels aandrukt, moet leiden tot uitsluiting van de selectie
5 Het juiste vriendelijke defensieve gedrag. De teelt op zachtaardigheid is niet moeilijk, vergt wel de nodige discipline. De bijen kunnen zo geselecteerd worden, dat ze een muis die de korf indringt niet meer willen steken en baldadige jeugd die een kast omtrappen niet meer aanvallen. Maar zulke slapjanussen willen we
niet. Ik wil bijen die het vlieggat goed bewaken, zodat roofbijen niets komen halen en geen ziekten binnen komen brengen of opkomen halen. Gelijkertijd wil ik geen bijen die schijnbaar zonder aanleiding mensen of dieren aanvallen. Een systematische selectie voer ik hierop niet, maar mocht een volk hierin negatief opvallen, dan is het over en uit voor dat volk. Hier heeft de korfimker het voordeel dat hij sterk kan schiften doordat het aantal bijenvolken in het najaar aanzienlijk verminderd wordt. Mocht iemand op dit punt: selectie op het juiste vriendelijke defensieve gedrag, praktische tips hebben, laat het me weten.
6 Het juiste biologische zwermgedrag. Met het juiste biologische zwermgedrag bedoel ik, dat de voorzwerm met de oude koningin afkomt en de nazwermen met de jonge koninginnen en dat de volgorde ook is, eerst voorzwerm en dan de nazwerm. Dit klinkt alle imkers logisch in de oren, maar in de praktijk gaat dit vaak anders. Daarin is de invloed van jarenlange selectie door imkers op zwermtraagheid (= onnatuurlijk gedrag) te merken. Van volken die dit gedrag vertonen wordt niet nageteeld.
Selectie op varroaresistentie, doe ik niet, nog niet. Opvallend was dit jaar dat er vaak evenveel of meer licht bruine of bijna witte mijten op de onderleggers lagen, als de bekende kastanjebruine rijpe volwassen mijten. Ook lijkt de besmettingsgraad dit jaar, 2018, lager dan andere jaren. Nog geen conclusies uit trekken want de uitzonderlijk warme zomer kan de broedcyclus van de bijen verkort hebben en de varroa kan het daardoor moeilijker hebben. Ook tref ik boekenscorpioenen aan in de korven (die heb ik er niet gebracht). Deze zouden varroa’s consumeren.
Hoewel ik dus een liefhebber ben van de inheemse zwarte honingbij, voel ik me naar teeltwijze en selectie meer aangetrokken tot de zgn basiszucht, dat is de selectie over de moederlijke lijn op brede basis, in de praktijk door natuurlijke standbevruchting. Voor meer informatie zie http://www.basiszuechter.de/basiszucht/basiszucht.htm Vreemd genoeg bestaat deze club, waar ik me bij aangesloten heb, alleen maar in Duitsland. Naar mijn idee zijn er hier ook genoeg imkers die hier voor voelen, maar geen platform en evenmin een spreekbuis hebben omdat ze elkaar niet kennen en zich niet bij elkaar aangesloten hebben.